Het AmbrosiusBroederschap.
De “bieënbrooders” van Echt, zoals het Ambrosiusbroederschap in de volksmond ook wel genoemd wordt, vormen een van de oudste broederschappen van de gemeente.
Het allereerste reglement is helaas verloren gegaan, maar in het register van 1842 staat een getrouwe kopie. De bestuursvorm is in dit oude register vastgelegd n.l. een president, een secretaris een ontvanger en 4 directeuren, welke allemaal hun diensten gratis moeten vervullen aldus art. 1 van het reglement.
Om te voorkomen dat het aantal broeders te groot zou worden werd bepaald dat niet meer dan 80 werkelijke broeders lid konden zijn. Vroeger bestond er een wachtlijst om lid te worden van het broederschap en doordat het recht om lid te worden overging van vader op zoon, kon het jaren duren voordat men lid werd. Alleen bij overlijden of verhuizing buiten de gemeente verviel het lidmaatschap en kwam er een nummer vrij. Tegenwoordig bestaat er geen wacht lijst meer. Bij zijn aanneming moest ieder lid afhankelijk van zijn leeftijd 3,20 tot 8 gulden betalen. Een grote som geld voor die tijden. Daarnaast moest hij “eene bie” (bijen korf met bijenvolk) leveren wegende achtentwintig ligte ponden. Bovendien moest de kandidaat: meerderjarig, inwoner van de gemeente Echt, van goed en zedig gedrag en van een gezonde lichaamgesteldheid zijn. Ten slotte moest dan nog worden aangeschaft: “eene flambouw van witte was, met een koker volgens destaal van het broederschap welke hij bij alle diensten of processien zelve zal moeten dragen of zich door een persoon van mannelijke jaren doen remplaceren, doch in geen geval door kinderen beneden de16 jaren”. De gezamenlijke broeders benoemen uit hun midden een broedermeester welke minstens 10 jaar lid moet zijn. Zijn taak bestond uit voor bidden in diensten en processies. Er wordt ook een broederknecht aangesteld die in de processie het vaandel draagt en vroeger bij het overlijden van een broeder of zuster de leden aanzegde ter begrafenis. Als vergoeding betaalde de broederknecht geen inleg geld en hoefde geen flambouw aan te schaffen. Dit alles met behoud van de zelfde rechten als de andere broeders. Daarnaast kreeg hij zelfs een paar schoenen.
De broeders hadden rechten maar ook plichten en bij het niet na komen ervan werden boetesgeheven van 2 tot 20 cent, zelfs van 80 cent bij het zich misdragen op vergaderingen.
Enkele plichten waren:
- het deelnemen aan processies
- het bijwonen van begrafenissen van broeders en zusters
- de heilige missen voor de overleden broeders en zusters
- de heilige missen ter ere van st. Lambertus en st. Ambrosius
Tijdens deze laatste diensten moesten de broeders om het altaar gaan, 2 cent offeren met een briefje waarop de naam stond ter controle. Dit gebruik bestaat nog steeds met uitzondering van de begrafenissen, terwijl het te offeren bedrag aan de broeder overgelaten wordt.
Een van de voornaamste bronnen van inkomsten was vroeger de “Bie”, die de broeder bij zijn aanneming moest leveren en daarna in pacht moest houden zolang hij leeft. Tegen een pacht geld van 70 cent per jaar. Verder moest jaarlijks worden betaald de waarde van “een vierendeel pons wasch” wat was vast gesteld op 20 cent. Dit geld werd gebruikt voor de kosten van begrafenissen en waskaarsen te dekken. Met de boetes werden onder andere de pastoor en koster betaald. De overleden leden (broeders en zusters) werden op kosten van het broederschap begraven. De vrouw van een overleden lid werd als zuster in geschreven met alle rechten behalve het dragen van de flambouw.
Bij het overlijden van een lid, wordt de flambouw van de overledene in een standaard bij de kist geplaatst om zo onze verbondenheid te tonen, tevens wordt er bij het beeld van de heilige ambrosius de flambouw aangestoken. Dit beeld werd in 1998 vervaardigd door Dhr. Joop Utens en tijdens de feestdag van de heilige Ambrosius feestelijk ingezegend door eerwaarde deken Raymakers in de linkerzijbeuk van de heilige Landricus kerk.
Dat het broederschap nog bestaat komt door de vasthoudendheid van de vele bestuurders die traditie en cultuur hoog in het vaandel hadden staan. Die in de huidige jachtige maatschappij nog vast houden aan een beetje traditie. Daarnaast zorgt de traditie van de overgang van het lidmaatschap van vader op zoon, al generaties lang, voor een redelijk constant aantal leden. Zo zijn er twee flambouwen al 173 jaar van vader op zoon overgegaan. De familie Vos no. 4 en de familie Maessen no. 68.
Het reglement is in de loop der jaren aangepast, maar vele tradities zijn nog gehandhaafd. Van de leden wordt tegenwoordig verwacht dat ze, voor zover dit mogelijk is, deelnemen aan:
- begrafenissen van broeders en zusters
- extra missen voor de overledenen
- processies
- de heilige mis op of rond 17 september St Lambertus met jaar vergadering.
- De heilige mis op of rond 7 december, de feestdag van de h. Ambrosius, met koffie tafel (recreatie) na afloop
“indien er middels zijn” zoals in art. 22 staat omschreven, “zal deze recreatie altijd plaats grijpen, bij gebrek aan dezelve wordt het bestuur gemagtigd om des goed vindende recreatie te geven waarvan de kosten door de broeders geheel of gedeeltelijk zullen moeten betaald worden”. Dit zal tegenwoordig zo’n vaart niet meer lopen. Maar de tradionele erwten soep van Diaken Beerkens laten zich de broeders tegenwoordig goed smaken.
T. Meuwissen en J. Kurvers